Context: Hoe Beethoven de ontwikkeling van de piano beïnvloedde.
Iedere periode ondergingen de 5 octaafs lichtgebouwde en helder klinkende 18de-eeuwse instrumenten een voortdurende metamorfose tot 6 1/2 octaafs robuuste piano’s met metalen verstevigingen, dikkere snaren en grotere hamerkoppen met een zwaardere aanslag tot gevolg. Intussen ontwikkelde de pianoforte zich in 3 belangrijke centra: Wenen, Londen en Parijs, elk met hun eigen bouwscholen en typische kenmerken. Ze beconcurreerden elkaar met voortdurende innovaties om de Europese markt te veroveren. Opeenvolgende veranderingen aan klavieromvang, kastenbouw, frame, zangbodem, mechaniek, hamers en pedalen resulteerden in een steeds grotere klank.
In Beethovens tijd ontstond snel een steeds groter groeiende markt. Waar het Klavecimbel tot het midden van de 18de eeuw nog het voorrecht was van de aristocratie werd de pianoforte het huiskamerinstrument van de bourgeoisie.
Daardoor evolueerde de pianobouw van ambacht naar industrie. Einde 18de eeuw maakte Anton Walter 30 instrumenten per jaar. 20 jaar later bouwde Conrad Graf meer dan 100 piano’s per jaar terwijl Broadwood al een productie kende van een paar honderd instrumenten. Ook het aantal pianobouwers groeide enorm. Eind 18de eeuw waren er in Wenen een 10-tal bouwers actief, 20 jaar later waren het er al meer dan 50.
Bij de dood van Beethoven in 1827 was de piano zo geëvolueerd dat bij verschillende bouwers reeds alle elementen van de moderne vleugel aanwezig waren: klavieromvang van 7 octaven, mechaniek à double échappement van Erard, vilten hamerkoppen bij Pape, kruissnarigheid Pape, metalen frame Erard 1822, Pleyel 1825. Tussen de 1770 en 1830 is de piano meer geëvolueerd dan in alle jaren nadien.